E
en boer in China ontwaakt op een morgen bij het kraaien van de haan. Hij staat op en kijkt, zoals altijd, eerst uit het raam om te zien hoe zijn paard erbij staat. Hij schrikt, want er is geen paard te bekennen.
en boer in China ontwaakt op een morgen bij het kraaien van de haan. Hij staat op en kijkt, zoals altijd, eerst uit het raam om te zien hoe zijn paard erbij staat. Hij schrikt, want er is geen paard te bekennen.
In de loop van de ochtend komen de buren één voor één langs en beklagen de boer om zijn lot. Wat moet hij nu beginnen? Zonder paard kan hij zijn land niet ploegen, waardoor er geen brood op de plank komt. Het geweeklaag is niet van de lucht, maar de boer blijft kalm. “Ach,” zegt hij, “we zien wel hoe ‘t afloopt.”
Als de boer twee dagen later ‘s ochtends ontwaakt, kijkt uit gewoonte naar weer naar buiten en ziet daar tot zijn verrassing niet allen zijn eigen paard staan, maar ook nog twee andere paarden. Die zijn blijkbaar met het trouwe dier meegekomen. In de uren daarna komen de buren weer langs. Eén voor één. “Wat heb jij een geluk zeg. Zo heb je geen paard, en zo heb je drie paarden. Gefeliciteerd!” “Ach,” antwoordt de boer, “we zien wel hoe ‘t afloopt.”
De zoon van de boer probeert diezelfde middag probeert één van de nieuwe paarden te berijden. Het dier is daar duidelijk niet van gediend. Als de jongeman op de rug van het paard is geklommen, gooit het dier hem ervan af. Met een wijde boog vliegt de boerenzoon door de lucht. De zoon valt hard op de grond en breekt zijn been.
Wanneer de buren horen van het ongeval, komen ze de boer opnieuw beklagen. “Wat ben jij een pechvogel zeg. De oogst staat voor de deur. Wie moet jou nu helpen om het gewas van het land te halen?” “Ach,” luidt de reactie, “we zien wel hoe ‘t afloopt.”
Drie weken later komen ronselaars van de keizer in het dorp van de boer. Ze komen alle mannen tussen de zestien en dertig jaar inlijven om tegen een naburige staat oorlog te voeren. Zo’n oorlog kan jaren duren en zal zeker slachtoffers eisen. Alle jongens uit het dorp moeten nog diezelfde dag mee, behalve de zoon van onze boer omdat die met een een gebroken been op zijn strozak ligt.
Als de buren dat vernemen, kloppen ze weer bij hem aan. “Oooh, wat een ellende. Wij zien onze zonen misschien wel nooit meer terug, terwijl die van jou over een paar weken weer op z’n benen staat. Het lot is jou wel erg gunstig gezind.” “Ach,” is het enige dat de boer weer zegt, “we zien wel hoe ‘t afloopt.”
1 opmerking:
Altijd leuk om weer eens te lezen :)
Een reactie posten